Van vogels, veren en vliegen

Wie mij kent – en dat zijn er niet zo heel erg veel – die weet dat ik veel om beesten geef. Vooral vogels, weidevogels. Ook vissen zijn me erg dierbaar. Nu ja, toen er nog weidevogels waren, haast ik mij te zeggen. Want de weilanden zijn bijna overal leeg. Vanochtend nog, op weg naar Albert Heijn, verwonderde het mij hoe verlaten de weilanden, in de mij zo geliefde polder Mastenbroek waren… ehhh, zijn. Vier kraaien zag ik, en een ooievaar.

Geen kievit mocht ik zien buitelen. Geen grutto maakte zich druk. Geen tureluur, wulp, scholekster. Noch een zich vrolijk zingend de lucht inschroevende veldleeuwerik. Leeg! ‘Mooi’ groen gras. Geen paarden- of pinksterbloem. En daarboven een echte Hollandse lucht. Dat nog net wel. Maar verder niks, nada, noppes. Hoe verdrietig, hoe vreeswekkend en hol stil. Vakkundig naar de kloten geholpen. Dankzij in het bijzonder u, EU. En de ‘moderne’ mestinjecteermethodes van de moderne boerenbedrijven… waardoor het lekkere vroege maaien. Wat er nog aan jonge vogels geboren mócht worden, wordt dan letterlijk en figuurlijk bij de poten afgemaaid. In de buurt van een van de Kampense nieuwbouwwijken ligt een berg opgespoten zand te wachten op bebouwing. Daarachter is een plas water ontstaan. En weet u wat ik er tot mijn opperste verbazing zag? Een echte tureluur! De enige tot nu toe. Hoe mooi is zo’n vogeltje… Maar als ik al niet somber was, werd ik het toen écht wel. Ik godverdegloeiende uit volle borst in de auto: vuile klotewereld!


Je hebt zelf boter op je hoofd, Swier! Klopt. Ik werk en doe er ook aan mee. Profiteer van de aanbiedingen bij Albert Heijn en de Jumbo… Maar tóch, toch vind ik die lege weilanden vreselijk. De absolute teloorgang van een ooit vanzelfsprekend fenomeen. Weidevogels!

Is het allemaal kommer en kwel? Ja, dat is het best wel. Maar er zijn – Gode zij dank – ook uitzonderingen: vogelboeren. Dat zijn boeren die rekening (wensen te) houden met dat wat er op hun landerijen broedt of rondspankert. Zoals onder andere ook hazen – jonge haasjes zitten vaak weggestopt in een hoge graspol. Die boeren wachten met het maaien van de beroemde ‘eerste snede’ tot de weidevogels, voornamelijk nestvlieders, groot genoeg zijn om het voor het aanstormend loonbedrijf ehhh… op een lopen, dan wel vliegen, te zetten. Respect dus, voor het inzicht van deze mannen en vrouwen. En alle hulde!

Ehhh… hallo, hallo. Dit is een vliegvisblad, meneer Swier! Klopt. Weet ik. Doe er toevallig al sinds het prille begin aan mee. Goed, gaat-ie: Vliegvissers, tenminste ik ken er nogal wat, zijn vaak gek op de natuur in brede zin. Ook vaak op vogels! En dan niet meteen van: ‘Wat kan ik van die veren maken?’ Nee, op dezelfde manier zoals ik hierboven tracht te omschrijven. Maar… we gebruiken wel veren van nogal wat vogels om onze soms zo fraaie vliegen te fabrieken. Gewoon van kippen. Vooral die van hanen zijn geliefd. Of van bijvoorbeeld de staart van de pauw. Vooral in zalmvliegen worden vaak exotische veren gebruikt. Of een zalm dat belieft, kun je je met enige kracht afvragen. Maar het kan ons vliegvissers, ehhh, als mens, wel vaak bekoren. Zo’n mooie bonte zalmvlieg. Ga maar eens kijken naar de vliegen die de grote Henk van Bork bindt. Juwelen zijn dat. Eigenlijk gewoon zonde om ermee te gaan vissen. Ook bont wordt tegenwoordig veel gebruikt. Zelf knutsel ik graag een paar zonkerstrips in m’n snoekvliegen en gebruik cross-cut gesneden spul voor de body. Bucktail mag ik zeker niet vergeten en dat slierterige spul wat ik altijd ‘glim’ noem. Ach een beetje van elk en je hebt al snel een heel aardige snoekvlieg, ehhh, streamer.

Vliegen. Vliegvissers raken er soms, nou ja ‘soms’… niet over uitgepraat, uitgebonden en uitgeschreven. Ga maar eens naar een van die vele beurzen op vliegvisgebied. Wat je daar niet allemaal voor grootheden en handige knutselaars aantreft. Vliegen en vliegjes. Het zijn voor ons belangrijke kleinoden. En het aardige is dat we ze zelf kunnen maken. Da’s een hele aardige hobby in een hobby. Er is niet erg veel leukers aan te wijzen, voor ons soort luitjes, dan een vis verleiden en verschalken aan een gisteravond-nog-gebonden-palmer, of -sedge, of -streamer. En dat in de wetenschap en natuurlijk de hoop dat de vis het pluisje zal willen aanzien voor een echte lekkere hap. ‘Hangen!’ Als de vis dan met jou is uitgestoeid, dan wordt-ie geland. (Volgens mij was het Jan Schreiner die ooit als eerste het woord ‘landen’ in de visserij introduceerde.) Dan wordt-ie onthaakt, krijgt een dreun op z’n hersens, of wordt met alle egards weer teruggezet in z’n element.

Even terug, toch, naar de vogels. Ik heb een buurman. Henk Kwakkel heet-ie en hij zit diep in de paarden. Hij heeft daar een grote schuur voor. En die schuur wordt ieder voorjaar gebruikt door vele paren zwaluwen, die er broeden. Henk vind dat prima. Er is tussen Henk en mij al jarenlang een voortdurende ongeschreven soort competitie, wie van ons ieder jaar de eerste zwaluw ziet. Tegen de tijd dat we ze verwachten, ontstaat er iets broeierigs. Nu is Henk een man van weinig woorden. Dus eergisteren ging de telefoon… “Met Ad Swier”. Al wat ik hoorde was: “Drie stuks.” Kinderachtig ventje!

Ad Swier.