Een overvloed aan water

In mijn persoonlijke denk- en belevingswereld is water een belangrijk element. Het doorstroomt mijn leven als weinig anders en ik zou moeilijk zonder kunnen. Water, de glanzende kronkellijnen in ons Nederlandse landschap, leven en groen brengend. Water als kostbaar zilver, samen met de zich erin weerspiegelende lucht.

Prachtig allemaal. Er is weinig mooier dan een wolk die zich in het water weerspiegelt. Het wekt de poëet in ons en zet de kunstschilder aan het werk. Fotografen zakken door de knieën en schieten een fraaie uitsnede van het gebodene. Foto’s te over. Maar er is ook een kant aan water die wij als Nederlanders hebben leren kennen als een gevaarlijke, en vooral een die voor nogal wat overlast kan zorgen.
Nederland is ontstaan, zou je kunnen zeggen, uit water, klei en zand. Rivieren als de Rijn, Maas, Schelde en ook de Eems hebben het land altijd beheerst en gevormd tot wat het nu is. De bewoning en bewerking door mensen deed de rest. Zij vormden en hervormden het land tot wat het nu geworden is. Dankzij dijken, dijkjes en polders werd het water uiteindelijk teruggedrongen tot waar het nu is. Alleen nog binnen die dijken, of naar de zeereep, veilig achter de duinen. Heel lang geleden – zo’n 5500 jaar voor Christus – bestonden Zeeland, Zuid- en Noord-Holland nog niet. Dat was toen allemaal zee. Water tot aan Utrecht en de Veluwe, zo ongeveer. Nederland is over de gehele wereld dan ook beroemd geworden door het gevecht tegen het water. Want we werden er goed in. Het meest tot de verbeelding spreken, mag het verhaal over Hans Brinker wel zijn, die een dag en een nacht met z’n vinger het ontdekte gat in de dijk dichthield. Hiermee behoedde hij Haarlem voor een grote ramp. Een mooie sage.

Er zijn diverse oorzaken voor het stijgen van de waterspiegel. Het meeste water dat door de grote rivieren van ons land stroomt, komt van de landen onder en naast ons. Landen die veel hoger gelegen zijn dan ons land. Het water dat voor overlast kan zorgen, is dan ook meestal smeltwater uit berggebieden. In het voorjaar smelt de sneeuw in onder andere de Alpen. En wie krijgen het gedonder in de glazen? Wij! Nederland vormt immers van oudsher de delta van een aantal rivieren. Naast smeltwaterrivieren kennen we ook de regenwaterrivieren. Immers, langdurige regenval heeft ook z’n effecten op de waterstand. Tevens verandert het klimaat, de zeespiegel gaat stijgen en het zal veel vaker regenen en vooral veel harder.
Dan is daar ook nog de zee, die door bijvoorbeeld een noordwesterstorm wordt opgestuwd. Dat kan wel meer dan een meter schelen. Een berucht voorbeeld mag de Ramp van 1953 zijn, toen een zware noordwesterstorm samen met springtij het water tot recordhoogte deed stijgen. Tenslotte begaven de dijken het onder het aanhoudende, beukende geweld. Bijna heel Zeeland en een deel van Zuid-Holland werden binnen de kortste keren door de golven verzwolgen. Met desastreuze gevolgen.
140066_vnv111_p128_02De IJssel loost haar water in het IJsselmeer, daar waar het Ketelmeer heet. Het Zwarte Water (Overijsselse Vecht) loost haar water een paar kilometer verderop, in het Zwarte meer. Wanneer er een noordwesterstorm staat, dan wordt het water via het Ketelmeer teruggedrongen, opgestuwd – terug de rivier op. Voeg hier een beste bak smeltwater bij en de uiterwaarden lopen geleidelijk onder en het water kruipt langzaam, maar dreigend tegen de dijken op. Zoiets gebeurde eind mei 1995. De boeren hadden de landerijen in de uiterwaarden net gemaaid. De weidevogels hadden gebroed, het was mooi zonnig weer, dus werd ‘de eerste snede’ gemaaid. Het rivierwater kwam even onvoorzien als plotseling omhoog. De boeren schrokken zich scheef. Na een paar dagen zagen grote delen van de rivier groen van het meegevoerde, versgemaaide gras. Arme boeren. Als de rivier gaat stijgen, dan heet dat hier trouwens: ‘Hij komt t’r uut’. En als-ie weer valt of zakt, dan is-ie ‘binnen’. Zo zijn er een paar boerderijen die buitendijks middenin de IJsseluiterwaarden liggen. Tijdens hoogwater zijn die geheel omsloten door water. Binnenshuis geeft dat natuurlijk de nodige praktische probleempjes en problemen, maar daar is men door de jaren heen wel een beetje aan gewend geraakt. Het is een kwestie van berusting, want je woont waar je woont. Maar dan wordt er dus ook heen en weer naar de dijk geroeid. ‘s Morgens eerst de kinderen, die naar school moeten en een paar uur later wordt de boot weer teruggeroeid door bijvoorbeeld de veearts, die belangrijke medicijnen komt brengen. Of door de postbode met een pakket. Woonbootbewoners die hier en daar in zijarmen liggen, moeten juist de nodige maatregelen nemen om hun boot drijvende te houden.

WATERSCHAP GROOT SALLAND
Om wat meer te weten te komen over hoogwater en vooral dijken bezocht ik twee mannen van Waterschap Groot Salland. Groot Salland is een van de 26 waterschappen in ons land. In Nederland zijn er 10.500 mensen in dienst van de diverse waterschappen. Een waterschap zorgt voor – beheert – dat wat heet ‘natuurlijke watersystemen’. Men zorgt voor onze veiligheid voor wat betreft overstromingen. De medewerkers van de waterschappen onderhouden onze dijken en duinen daarom ook heel nauwgezet, rekening houdend met zaken als klimaatverandering en stijging van de zeespiegel. Ook zorgt men voor zuivering van het oppervlaktewater. En ook dat er genoeg water is; waterschappen zorgen voor een uitgekiende aan- en afvoer. In  toekomstig uit te voeren plannen rond het miljardenproject ‘Ruimte voor de rivier’ zullen de waterschappen een heel belangrijke rol gaan spelen. Een waterschap doet er werkelijk alles aan om de risico’s voor de Nederlandse bevolking zo laag mogelijk te houden. Hulde!

Maar als het zonnetje schijnen wil, dan zijn de dijken ineens bezaaid met fietsers en wandelaars. Want het blijft een bizar, verbazingwekkend en bijzonder gezicht, zo’n langsstromende binnenzee die eigenlijk een rivier is. Van dijk tot dijk. Wijds, bijzonder en fijn om langs te fietsen of wandelen. Natuurlijk zijn zulke momenten, dagen en soms zelfs weken met regelmaat ook heel feestelijk te noemen voor ons vliegvissers. Vooral in het voorjaar als de voorns en brasems voor de kant komen om te ‘schoren’ (paaien), even later gevolgd door de windes. Om als vliegvisser aan zo’n traag langschuivende plaat lood te staan, onder die wisselende voorjaarsbewolking, is wel heel bijzonder.
De dijk, waar ik tegenaan kijk, is een aantal jaren geleden verzwaard. Dat was goed en ook noodzakelijk. En ik maakte het al mee dat de rivier een halve meter onder de top van de dijk stond. Dan is het goed te weten dat die dijk zo zwaar en stevig is. Toch staat zo’n dijk daar dan als een zware, zachtjes schuddende pudding, terwijl het kwelwater er hier en daar doorheen sijpelt. De mensen van de vrijwillige dijkbewaking liepen ‘s nachts hun ronden en flitsten met hun zaklantarens kris-kras door de nacht. Desgevraagd vertelde een van hen: “Ach, kwelwater is niet zo heel erg, dat zie je wel op meerdere plekken. Zolang dat water maar helder is. Wanneer er sediment (modder en zand) meekomt, dan moet er snel iets gebeuren, want dan is er ergens een echt gat.”

Water, zo transparant als de lucht, maar toch weer net niet helemaal. Water is veel meer tastbaar, want als lucht stilstaat, dan voel je amper iets. Water is altijd nat. Waar water en wind elkaar raken, kan het wel spontaan feestelijk worden. Want daar zijn de pinkelpuntjes! Wind over water waaiend – je hebt maar zo van alles wat de moeite van het kijken waard maakt: een kabbel, of in het ernstigste geval een hoge grijze dreigdeining met rollers, geruis en veel schuim. Machtig en onstuitbaar immers, zijn de elementen.

Ad Swier.
Met dank aan: Jan Put en Warry Meuleman van Waterschap Groot Salland.