Vuurtorens

heliplatklDe vuurtoren van Blacksod ligt aan het eind van een smalle strook land die Drumreagh genoemd wordt. Omarmt zo lijkt het Blacksod Bay. De korte stompe vuurtoren staat daar als een zwart-wit gestreepte boekensteun aan het eind van een rijtje hellende huisjes. Erachter zwelt Termon hill. Verder oceaan zover het oog reikt. Zwart-wit gestreept is de toren, wat gedurende het daglicht aangeeft

hoe vaak haar lichten aan en uit floepen in de nacht. Er lijnen langs de nacht getrokken worden. Black sod een lichtend baken aan een ruige Ierse westkust. Een van de 12 vuurtorens die hier aan dit stukje Ierse kust liggen. Ruwweg tussen Clifden en Belmullet. Rond de Ierse kust liggen er in totaal 119 vuurtorens. Op eilanden, landtongen en op schepen. Veelal op ongenaakbare, barre, amper door mensen bezochte plaatsen. 83 stuks op het land, 36 op zee. Omkermt door zilver-, en mantelmeeuwen. Vuurtorens die hard nodig zijn om de scheepvaart te leiden. Zodat die niet tijdens springtij op de rotsen klappen. Tijdens mist, storm of snijdende hagelstormen. Blackrock, een van de vuurtorens in de rij, ligt een paar kilometer buiten de kust. Blackrock is een getormenteerde ikoon van zwarte rotssteen in een deinende oceaan van vijandig water. Blackrock, de eenzaamste plek op aarde. Beiden torens liggen in een lint van lichten die de Ierse westkust aangeven. Erboven liggen Eagle Island en Broadhaven. Beneden Blackrock zwiepen Achillbeg en Inishgort hun lichten ’s nachts over de oneindig eenzame oceaan. Aangevuld vanuit de verste verte door Slyne head. Nog verder weg Cashla Bay, Eeragh, Straw Island, Black head, Inisheer. Pinkelende lichtjes, kantelend over het deinende water van de nachtelijke en vaak zo vijandige oceaan. Lichtjes van warmte en hoop ook, diep en ver opgeborgen in baaien van deze grillige kust, weggeschoven tegen de kantlijn van de nacht. Ping … ping….

Blacksod

“This is Echo -India -Lima -India -Tango. Vinnie will ‘ye give me a shout 10 seconds after I ‘m down. I ‘m not to sure about the whole situation out there. Over”. “Black Sod here. Micky do you read? Sure I will Mick, I will. Windspeeds up to 25 miles over the isle, Mick. Gail Force 8/9. Take care. Over’nd out.” De motor dreunt. De storm davert. De helicopter schudt en deint. Torent wankel maar koppig op tegen de zinderende overmacht van water en wind. Ik knijp hem een beetje. Voor het eerst. Onder me kolkt en deint de zee, ongenaakbaar vijandig, met stuivende schuimrillen. Snerpende windlijnen vol ongemak. Mick, piloot op de feloranje helicopter met het kenteken EI-LIT, zit naast me en zegt over de intercom: “Ik ga proberen te landen Adrian, of het lukt weet ik niet. Er kan daar een heel vijandig windje waaien. Als het me lukt stap jij eruit en blijft een uurtje op het eiland. Watch the back rotor!! Ik moet vier vrachten hout halen. Gregg here will look after ‘ye.
vuurt+ongzon2klSo do not go anywhere… stay put!”, voegt hij er grijnzend aan toe. De drie mannen op de achterbank in hun oranje veiligheidspakken grijnzen. Twee dagen zaten we vast. Kon er niets gedaan worden door de storm. Het staartje van de orkaan Mitch. Met zeeën van golven zo onwerkelijk hoog. Met kaarsen in de pub omdat het licht uitviel. Met dertig telefoonpalen over de weg.

Dat was wat ik kon ondekken op deze merkwaardige vooruitgeschoven landtong. Twee dagen wachtte een bemanning op Blackrock langer op aflossing. Na drie weken werken. De weersverwachting voor deze dag is: storm, regen, buien en andere ellende.”No snow?!”, zegt Mick grijnzend. Irish Lights in Dublin zwaait de scepter over alle 119 vuurtorens rond de Ierse kust. Irish Helicopters werkt onder kontract voor Irish Lights. Die vuurtorens dienen allemaal te worden onderhouden. Er is bijna geen vuurtoren of er zijn mannen in dienst van Irish Lights op bezig. Maximaal drie weken op, dan een week thuis. Dan weer drie weken op een andere toren, soms erg ver weg van vrouw en kinderen. Het is een opmerkelijk soort mannen wat ik, in die vijf dagen dat ik mee mocht, tegenkwam. Die torens hebben het zwaar te verduren in het barre Ierse klimaat. Vooral het klimaat wat hier aan de westkust heerst. Alles wat storm heet komt hier binnen. Zo vers aangewappert over de oceaan. Alles wat nog volle kracht heeft beukt hier op de kust. Daarom zijn die torens nogal hevig onderhoudsgevoelig. Door de (helaas) hordes aalsgolvers die er soms zomaar tegenaan gepletterd zijn. De centimeters dikke ramen, waarachter zich de lichten bevinden, die altijd wel weer ergens gaan lekken, of die uit elkaar spatten. Tijdens stormen die er tegenaan beuken, met erin soms keien als kinderkopjes. De weggeblazen muren die ik zag, gebouwd van stenen die door vijf kerels niet te tillen zijn. Opgenomen, niet zwaar genoeg bevonden en twee honderd meter verder weer uitgespuugd. Stenen als ijskasten, die als chips over het eiland verstrooit lagen. De krachten die hier af en toe voorkomen zijn onmetelijk. Zo enorm dat ik er met regelmaat van schrok. Bij het zien van scheepswrakken, bovenop eilanden, weggeslagen huizen die ooit vijftig meter boven de zeespiegel stonden. Weggevaagd en uitgegomt. Ondanks, of misschien wel juist door, dit grillige klimaat is het er wonderschoon. De kusten van Ierland, de eilanden ervoor, de kliffen en uitgesleten holen, zijn van een onmetelijke schoonheid, zo gruwelijken ongenaakbaar mooi dat het gevoel wat, met regelmaat, bij m’n nekharen begon amper over te brengen is. Want wie hier wil leven dient van een bepaalde komaf te zijn. Het hoofd weten te buigen op momenten wanneer dat moet. Want dat moet vaak. Wie hier wil overleven en werken dient uit een speciaal soort graniet gestoken te zijn. Dat zijn de mannen van Irish Lights. Onopvallend, niet in het oog springend doen ze hun werk. Keihard, maar zo ongelofelijk aardig.

The lads

Dacht ik aanvankelijk met een stelletje enorme ruigrokken te maken te krijgen, dat pakte heel anders uit. Zelden heb ik me met meer zorg omgeven gevoeld. Ik werd niet aflatend in de gaten gehouden, gewezen op gevaar wat overal zo breed voorradig bleek. Men liet me dingen zien die weinigen voor me zagen, ze vertelden me verhalen waar we samen om in een deuk gingen of die tot tranen roerden. De piloot waar ik mee optrek, mee vlieg, is Michael (Mick) Conneely. Blond met een vanzelfsprekende vliegenierssnor. 49 jaar. Heeft 8000 (..) vlieguren. Vocht in Vietnam van ’69 tot ’70. Vloog 70 (..) combat assaults (gevechtvluchten) werd zelf 2 keer neergehaald. Wat hij terloops, zonder enige opsmuk en spaarzaam over zijn ‘Nam vertelt is niet niets. Wat hij er meemaakte moet diepe sporen hebben achtergelaten. Als we vliegen zingt hij vaak zestiger jaren muziek door de intercom. Aangezien ik uit dezelfde tijd dateer, doen we dat vaak samen. Tijdens het landen valt het mij op dat hij nogal dikwijls “Dooooon’t let me down….” zingt. Hij grijnst dan naar mij. Mick blijkt een fantastische kerel, met een groot gevoel voor humor en relativiteitszin. Hij vliegt als een duivel en doet dingen met z ’n heli die ik niet voor mogelijk hield. En ook Mick vertelt, vertelt over de Ierse geschiedenis. Over zijn muntenverzameling. Over de eilanden waar we overheen vliegen. Vertelt me waar op te letten, waar naar te kijken. Over de scheepswrakken en wanneer ze ooit strandden. De vogels, de windbanen, de schuimsporen daarmee in direct verband staand, de heuvels en de verraderlijke winden erachter. Waar het tocht en waar het kiert, waar het gevaarlijk kan zijn. Over het eeuwenoude kanon en de forten uit Cromwells tijd, en over die van eeuwen ervoor. Mick vertelt als we over Inishbofin vliegen, over Inishturk, Achillhead, Inishgkea, Inish Ge, Inishkeeragh, Annagh Head of de Stags of Broadhaven en als we landen op Eagle Island is ook daar weer zomaar een verhaal om aangehoord te worden. Ik zit teneer, luister en zuig me vol, blijf me verbazen, blijf films indoen en volschieten en luister weer boven het gebrul van de rotoren heen naar de verhalen van Mick.

Vluchtplan

We landen op Rosseveel. Daar pikken we Emon Brophy uit Dublin op, die specialist is in het kitten van glas. Hij gaat mee met een opzichter van Irish Lights Frank Pelley om de ruiten van een vuurtoren op Earagh North Island te bekijken. We tanken inmiddels 400 liter benzine. Mick maakt een aantal notities in z Œn log book. Dan start hij de motor. Klikt allerlei knoppen en hendeltjes om, het geluid van de motor wordt huilend harder, hij gebaart me om m’n hoofd telefoon op te zetten en zegt. “Our flight plan for today is the following: We have to pick up a guy from Inishmore first. Than we have to drop the three of them at Eeragh. I have to do two slinging jobs from Eeragh to Rosseveel. So you will have to stay there for a while. After that we have to bring Emon here to Slyne Head. We have to go to Straw Island and….and than… we’ll see what the wheater does. The forecast was not to great this morning. It will rain, again and again, again and … again.” Hij duwt een hendel boven zijn hoofd langzaam om en bijna tegelijker tijd een zelfde soort tussen ons in.
vuurt+ongzon1klAls de motor op toeren is stijgen we langzaam op. Wanneer we hoogte hebben scheren we in een lange bocht over Rosseveel. “Hiiii haaa”, roep ik nog. De pier, de baai ervoor schieten onder m’n voeten door. Nu verdwijnen de huizen, verkleinen de mannetjes. We suizen over eilanden, zee en meer eilanden. Over meren en meertjes in de buurt van Costello. Zie ik groepen meeuwen oplichten in de zon, water opspatten in hetzelfde licht. Schaduwen van wolken flakkerend op eilanden, vuurtorens opdoemend aan de einder. Hollende schapen. Een bui klettert lijnen trekkend over het glas van de cock pit. Mick zingt: “Ohh here we are my love. Here we come. Galloping down the bank. Spare me a minute, spare me some of thou

precious time… Ohh sweetheart of mine, hoe waah ohh diedeljadom”. Op Inishmore, het grootste eiland uit de Aran groep, pikken we een man op die in het Keltisch met Sean spreekt. “They all still talk Irish here”, zegt Mick, ongevraagt over de intercom. We staan zomaar tussen een groep witte huisjes. Spelende kinderen kijken en zwaaien. “Bye bye”, roept Mick, terwijl we wegscheren. Op Slyne head staan twee vuurtorens. Een ervan is eeuwenoud, daar brandden vroeger vuren op. De andere moderne heeft dus lekkend glas. Ik mag mee naar boven. Langs schitterende blauw geschilderde art deco trappen, leuningen en hier en daar kleine ramen klauter ik omhoog. Door het vertekenende glas van de lichtkoepel heen kijk ik uit over een oplichtende oceaan. Hoor de mannen praten, vliegen zoemen loom, en ik kijk naar het traag om de grote lamp heen draaiende glas, de spiegels, wat het uiteindelijke licht van de vuurtoren vormt. Er rommelt iets onzichtbaar binnenin, daar piept iets, het klinkt “Ping… ping…”. Bijna alle vuurtorens draaien op electriciteit. De toren op Blackrock nog op gas. Na de inspecties gaan we op weg richting Straw Island, vliegen erna uiteindelijk toch door naar Blacksod. Daar aangekomen roept Mick binnenrennend: “Tea tea, my Kingdom for a cuppatea!” Vincent Sweeney is de beheerder van Blacksod lighthouse. Hij lijkt op Stan Laurel. Blijkt zoon van de legendarische Ted Sweeney. Ted was meteroloog tijdens de tweede wereldoorlog en gaf het laatste doorslaggevende weerbericht aan de geallieerden door op de ochtend van D-Day.

Blackrock

“One hundred meters!”, waarschuwt de boordcomputer met een metalig stemmetje. “‘Echo -India -Lima -India -Tango’. Vinnie I ‘m down safe and sound. Blackrock is still here… ” Ik doe onhandig de riemen af en het zwemvest, grijp de camera Œs en loop gebukt onder de rotor door naar de vuurtoren. Kijk wat angstig naar de ronddraaiende achterrotor. Vijftig meter onder me ramt de oceaan op de rotsen. Die dreunen doortrillen het hele eiland. Het heliplatform ligt buiten tegen de rots geplakt. De wind huilt, water zwiept over. De vuurtoren staat kort en bondig. Het lager gelegen gebouw wordt gerestaureerd. Een chaos van planken en stenen. Een groepje alken scheert lang de vloedlijn. De wind blaft en klapt. Rukt om de toren heen aan m’n jas, bijna verlies ik m’n evenwicht. De mannen, in hun oranje veiligheidpakken, lossen de lading, snel en efficient. Achter hen komt weer een grijze squall water en wind rondtollend op het eiland af. Erachter prangt even zonlicht op de grijze oceaan. Alles lijkt hier te bewegen, ik verbaas me dat er niet van alles rondvliegt. De mannen, die ik inmiddels de orangina ’s noem, geven een teken aan Mick die vervolgens opstijgt en dan onder de rand van het platform verdwijnt, maar tot mijn genoegen duikt hij even later weer op. Olly geeft me een teken hem te volgen, want praten is hier haast onmogelijk. “Whaaat!?”, brul ik nog. “Come!”, lees ik. “Tea!”. “Die gasten ook altijd met hun tea”, denk ik grijnzend. Als we binnen zijn, brandt er een open haard, waar omheen iedereen zit. Handen warmend aan dampende kommen thee. Sigaretten en grappen.
vuurt+manklOlly vertelt me over ’the Channels’. The Channels? “You know Adrian. We zitten gemiddeld drie weken vast op een eiland als dit. No alcohol. We doen het werk wat ons is opgedragen. Meestal in een klimaat, nou ja dat ken je nu zelf ook. ’s Avonds kookt iedereen z’n eigen pot”. “Geen kok?” “Geen kok. Je moet dan ook maar een beetje geluk hebben met wie je ergens zit. Want dat kun je niet uitkiezen. Met Gregg hier kan ik gelukkig lezen en schrijven. We kennen elkaar al jaren. Maar je hebt ze er bij.” “En ’s avonds dan?” “Televisie, boeken, praten. Maar na een week heb je ook het meeste wel gezegd. Vroeg naar bed. Gezellig een eind wandelen is er hier op Blackrock dus ook niet bij. Dus je kunt je voorstellen dat we aan het eind van drie weken best wel weer zin hebben om naar huis te gaan.”

“Ben je getrouwd Olly.” “Ja. Twee kinderen. Maar weet je. Na drie weken dan zal men ons bijvoorbeeld vrijdags opikken. Dan pak je alles dus in en wacht. Soms ontdooien we de vriezers al. Je hebt altijd voor een week extra eten bij je. Maar soms is het weer zo slecht dat ze ons niet kunnen oppikken. Dat moet in het ‘pre helicopter’ tijdperk nog veel erger geweest zijn. Ik ken verhalen van mannen die vier weken vast zaken, die half verhongerd waren. Die meeuwen aten enzo. Dus dan komt Micky opeens niet… dan pak je dus alles maar weer uit. Voor een nacht. En wacht. Voor twee nachten en … lange dagen. Drie. Een week. Soms wel twee. Dan kun je soms maar zo ineens de zenuwen krijgen. Agressief worden, onaardig tegen de anderen. Dat noemen ze nu ‘de Channels’. Een nerveuze, niet in te houden neurotische toestand. Je wordt tijdelijk een beetje gek. Dat is het. Daar ontkomt bijna iemand aan. Want je was al op weg naar huis, maar je zit nog vast op die verdomde pokkenrots. Gregg is vrijgezel, maar die hebben er ook last van…. Hoor… daar ik Micky weer” Ik loop achter Olly aan. De regen klettert, de wind huilt. “Last flight Adrian, it getting to rough. Get in will ‘ye?”, roept Mick. De EI-LIT verheft zich traag boven de oceaan. Boven Blackrock. Vier uur en het schemert. “One hundred meters”, zegt de computer. Het licht van de vuurtoren zwiept over het water, het licht blinkt op. We draaien traag om tegen de wind in. “F ….. shite!”, zegt Mick. Zwaaien in een wijde boog om het eiland heen. Draaien langs de toren. Ik zie het licht, de spiegels, gebroken glas… “Ping… ping…” Schuin achter de toren verscholen, net iets uit de wind en de regen staat Olly Coughen in zijn oranje pak. Hij steekt traag een hand op. “Bye Olly…take care… ”

Ad Swier.

Met dank aan de mannen van Irish Lights en Irish Helicopters: Mick Conneely, Frank Pelley, Vincent & Jerry Sweeney, Gregg Laffen, Barry Birmingham, Barry Cahill, Sean Feharty, Tommy Keane, Olly Coughan en Jim Chambers. Jimmy Rogerson (for telling all the tales).

Ook aan: Brian Hughes van Abbeyglenn Castle Hotel in Clifden, en aan Aer Lingus Amsterdam.