Veerman

Al zo lang ik in ‘s-Heerenbroek woon, wordt mijn horizon aan de westkant bepaald door het hoekige silhouet van het veerhuis. Het huis staat op de dijk. De dijk die afgelopen winter z’n best nog zo moest doen om de Gelderse IJssel binnen ‘de poorten’ te houden. Wat een water, wat veel en hoe hoog wel niet. Vanaf de dijk kijkt het veerhuis neer op de IJssel. In haar ramen weerspiegeld zich al tientallen jaren een landschap wat niet af laat te veranderen. Weerspiegeld, zacht trillend door het motorgeronk, de aken die soms van zo ver komen. Traag, mild knorrend, langs tjoekend. Van links naar rechts en vise versa. Snel afstrooms, maar traag weer op. Met namen als: ‘de Hoop’, ‘Constance’ of ‘de Noordster’. Het huis beziet de witte zeilen van hoogzomer, onder zware optorenende cumulus wolken. Terwijl de zwaluwen sierlijk om haar heen zwieren. Het vrolijke gekwetter van de spreeuwen onder de rooie dakpannen. Ringmussen in de knotwilgen. Vanaf de ijle morgenmist in mei tot de zware najaars mist van november, de lichte sneeuw die van de week al gevallen is. Het veerhuis bekijkt het met een milde lach. Weerspiegelt de buien in haar ramen, de flitsende bliksem. Draait zich haast hooghartig naar de zwaarste najaars stormen. Met ervaring van vele jaren en de glimlach van berusting.

Veerman
De wisselende bewoners die het huis door de jaren heen mocht meemaken. Mocht zien komen en weer vertrekken. De vrolijkheid van verjaardagen, sinterklazen, kerstfeesten en vele nieuwe jaren. Hen die het steun gevend mocht wiegen, tijdens ziekte of bij het sterven. Nog ijlt er de lach van de jongen die in het veerhuis mocht opgroeien tot volwassen man. Tot veerbaas. Van vader op zoon. Van oom naar neef. Veerbaas of veerman. Ferryman. Een beroep wat altijd al tot mijn verbeelding sprak. Een beroep wat zekerheid in zich draagt. Vertrouwen ook. ‘Laat dat maar aan de veerbaas over’, die regelt dat. Niemand bezong de veerman beter als Ralph McTell in zijn song over Siddharta: “And the Ferryman was old, but he moved the boat so well. Or did the river move the boat, the trav’ler could not tell….” Zo lang ik hier woon is Gerrit (Gait zoals hij in de buurt genoemd wordt) Woning al mijn buurman. Ik heb nog net z’n vader Martin meegemaakt, een aantal jaren Steintje z’n moeder. Ook z’n broer Ruth, die met fuiken op paling vist en in de winter met wargarens op snoekbaars, op de grote plassen.

Gerrit de veerman
De veerman van het Zalker voetveer. Vanaf z’n 23ste al, oefend hij dat beroep uit. Vanaf het moment dat z’n vader het laatste veer naar de eeuwigheid nam, doet hij dat wettelijk. ‘Aangesteld’, zoals dat heet. Ervoor had hij al vaak geholpen. “Wie thuis was, moest op het veer letten”, vertelt Gerrit desgevraagd. Gerrit roeit zijn boot van de ene naar de andere kant. Met erin mensen die dat willen. Wandelaars en fietsers. Beroemdheden als Klazien uit Zalk en Henk van Ulsen. In de zomer brengt hij de zonaanbidders en zwemmmers van de ene naar de andere kant. Op zondag roeit hij kerkgangers. Mensen uit mijn dorp die naar de diverse kerken in Zalk gaan. Hervormden die niet bij gereformeerden in de boot willen en andersom. Gerrit roeit ze en bemoeit zich met z’n eigen zaken. Dat is vast verstandig. Hij kijkt uit over zijn rivier, geniet van de tuimelende sterns en het altijd veranderende licht. Gerrit roeit z’n grote groene ijzeren boot van zondag tot en met zondag. De hele week dus. Eerst van ’s morgens half 8 tot kwart over 8. Dan gaat hij in z’n fel fluoriserende oranje pak naar de Zwolseweg om de kinderen van de Julianaschool veilig de weg over te loodsen. Hij is dan een verkeers-veer, als het ware. Tot kwart voor 9 is hij veerman op de weg. Dan is het voetveer over de IJssel weer open vanaf 10 uur tot 12 uur. En weer van half 2 tot half 8. Op donderdagavond neemt z’n zwager het wel eens een paar uurtjes over. Dan gaat Gerrit, gepoetst en geboend met z¹n beste pak aan, op de fiets naar Zwolle. Vers fruit halen. Gerrit heeft verder dan ook geen vakantie. Geen week, amper een dag. Nooit gehad. In geen 48 jaar. Hij heeft er, als je hem dat op de man af vraagt, ook weinig behoefte aan. Hij is tevreden met wat hij heeft…. Voor ziek zijn was ook al geen tijd. Tot de staar hem aan beide ogen trof. Toen werd het allemaal even anders. Verzeilde hij in het ziekenhuis. Werd er vakkundig geholpen. Ziet nu weer, zoals ie dat zelf zegt: “de kieften op de nesten zitten…” Gerrit is waarschijnlijk wel de meest gefilmde veerman van ons land. Vele filmploegen waren reeds bezig om en bij het veerhuis. Op een maandagmiddag wandel ik over het veerpad naar het veerhuis. Voor een gesprek met Gerrit. Er waait een gure wind over de dijk. Vanuit het noord-westen. Met zware bewolking waar af en toe nog net een bleek zonnetje doorheen priemt. Sneeuw dreigt. De winter begint. Ik word verwelkomt door twee van z’n vele katten…”Dag jongens….”

Gesprek
Ik stap het knusse 50er jaren interieur van Gerrit binnen. De oliekachel brandt. Ik ken hem nu toch al weer 14 jaar, maar er is binnen nog nooit iets opvallend zichtbaar veranderd. Volgens Gerrit was het veer er al 150 jaar voor zijn familie het overnam. Voor hen werd het veer geroeid door Wilhelm Kwakkel, een legendarisch man. Wilhelm moest zich redden van de gelden die het veer opbracht. 2,5 cent per overtocht. Dat was geen vetpot. Hij hield er daarom wat koeien bij. Maar als Wilhelm ‘onder de koeien te melken zat’, konden reizigers bellen wat ze wilden, maar Wilhelm verdomde het om te komen. De koeien eerst!… Het werd een onhoudbare situatie. Wilhelm werd ontslagen en men vroeg Gerrit ’s vader Martin Woning om het veer te komen bemannen. De familie Woning: vader, moeder, twee jongens en vier meisjes, verhuisde. “Ik was inmiddels een jaar of 23”, vertelt Gerrit. “Tussen het roeien en de werkzaamheden rond het veer door visten we op paling en snoekbaars, met fuiken en later met wargarens.” “Wanneer nam jij het veer echt over, Gerrit?” “Toen m’n vader 76 werd, dat was in 1975. Mijn vader was versleten. Op! Hij stierf een paar jaar later.” “Toen was jij aan de beurt?” “Ja, vanaf dat moment heb ik de rest van m’n leven geroeid. Pas 20 jaar geleden kocht ik m’n eerste buitenboord motor. Die gebruik ik alleen als het heel erg druk is.” “Wat is de grootste groep mensen die je over gezet hebt?” “Eh…tja behalve die groepen rondfietsende Amerikanen, was de grootste ‘zwik’ die ik overzette een groep van 350 man…” “Hoeveel!!??..” “350 man ja, van een of andere school. Ze belden een paar dagen tevoor. Ik zei tegen die bovenmeester; Hoe lang mag dat in de vrede allemaal wel niet duren! Ie speld mie nogal wat op de mouwe. Ie vaart oe te barsten kerel,…. ie liek’n wel gek! Maar ze kwamen toch. Met twee boten, er kan zo’n man of 6 in een boot, zijn we ruim 6 uur bezig geweest om die meute over te zetten. Er leek geen eind aan te komen, tjonge jonge…” “Is er ooit wel eens iemand uitgevallen?” “Nee nooit echt. Wel eens bij het instappen.” Hij grinnikt. “Sommigen hadden wel eens een beetje te veel ..eh..gang.. Waren ook wel een tikje te overmoedig. Natte boot enzo. Dan donderde er wel eens eentje over boord. Ik zei dan; He, je gaat te ver joh..! Maar verder nee, gelukkig niet. Stel je voor!?!” “Wanneer gaat het veer dicht? Ik bedoel, hoe hard moet het stormen of hoe slecht moet het weer zijn. Hoe hoog het water?” “Nou, als ik het zelf niet meer vertrouw. Als het water te hard over de rivier stuift en ik het onveilig vind. Als er te veel ijs drijft. Ik ben tenslotte wel verantwoordelijk!” “Had je trouwens altijd al dezelfde openingstijden?” “Och nee man, dag en nacht werd je uit je bed gebeld! Vroeger. Had men in de buurt een feestje, dan werd er om een uur of een nog van je verwacht te varen. Dus deed ik regelmatig of ik doof was. Ga er maar omheen idioot, dacht ik dan! Tegenwoordig gaat het veer dicht tijdens hoog water. Als de steigers onder water staan, maar toen niet. Toen zocht je net zo lang tot je een droge plek -‘een hoge kop’ -kon vinden, ergens in de uiterwaarden. Dat kostte soms erg veel geroei, gemopper en gezoek. Dat doen we gelukkig nu niet meer.” “Wat kostte het veer toen jij er mee begon?” “Ik begon met een stuiver voor een ‘lopend persoon’, zoals dat heet. 2,5 cent extra wanneer die persoon een fiets bij zich had. Per jaar deed de gemeente er zo¹n beetje een stuiver bij op. Nu betalen ze 95 cent en 1,90 met een fiets erbij.² “Nog koffie jong?” “Asjeblieft”…. Ergens in het huis slaat traag een klok. Gerrit is inmiddels 71 jaar. Hij woont hier nu 48 jaar. Daarvan is hij 20 jaar veerman. Dat dwingt respect en vooral veel bewondering af. Hij houdt er binnenkort mee op. Dat geeft nogal wat te doen hier in het dorp. Zo’n vertrouwd beeld wat verdwijnen gaat. “Moet je er mee ophouden Gerrit?” “Nee dat niet, maar ik ben het ook wel een beetje zat. Ik heb wat afgeroeid in m’n leven. Ik ben ook de jongste niet meer. En tegenwoordig dat gedonder met die speedboten en waterscooters… en die bromfietsen. Dronken lui aan de haven en dat soort flauwe kul. Het wordt er niet leuker en veiliger op!” “Maar zal je het wonen hier niet vreselijk gaan missen, dat schitterende uitzicht op de rivier?” “Och man, ik moet er niet aan denken om straks naar de van Lenteweg te verhuizen. Ik moet er écht nog niet aan denken…” Hij zwijgt, neemt een slok koffie en kijkt sombertjes uit het raam. Naar zíjn IJssel…. Waarop net ‘Tess’ voorbij tjoekt, een vroeg kerstboompje pinkelend in het stuurhuis… Lichte sneeuwval. Z’n broer met de netten doende is in het nevelende haventje. “Nee ik moet er niet aan denken jong,…” zegt ie weer. Ik heb ineens vreselijk met hem te doen en denk; “Oude bomen mag je niet zomaar verpoten! Je zou zo’n gemeente hier toch over moeten kunnen aanspreken. Enige verantwoordelijkheid mag je toch zeker wel verw….”. “Weet je wat het is Ad…” , onderbreekt Gerrit mijn gepeins. “… ik had nu de kans om een huisje op ‘s-Heerenbroek te krijgen. Want ik moet er ook niet aan denken om naar de stad te moeten verhuizen… Zo is het”, zegt hij traag. Een donkerend silhouet voor me. Hij kijkt weer uit het raam…Zo is het… Zo.. gaat het.

Herfst
Als ik na twee uur en nog wat koffie de deur achter me dicht trek blijf ik nog even op de dijk staan. Kijk de lange wijde bocht richting Zwolle in. Waarin het opspetterende zonlicht, wat als een lantaren uit de wolken straalt, weer een aak de rivier optoornt. Een loodgrijze lucht hangt achter Zwolle, als een groot zwaar gordijn. Aan de andere kant zie ik de stompe toren van Wilsum. Verderop wordt de bocht versluierd door een grijze waaier van neerslag. Regen, natte sneeuw?.. Ruth is nog steeds in het veerhaventje bezig. In z¹n smoezelige, ooit eens gele, oliepak. Als hij me ziet steekt ie een hand op. “Ad!…Koud he!?..” ” Nou! Was Œt nog wat Ruth ?”, roep ik.” ” ’t Houd niet over jong, twee mooie snoekbaarzen en wat klein grut. Wel weer veel wolhandkrabben, grinnikt hij…” “Tja,..’t is niet anders…de mazzel Ruth..!” Ik wandel richting huis. Het is zachtjes beginnen te sneeuwen. Steviger beginnen te waaien. Er dwarrelt sneeuw als waren het dorre witte bladeren uit de hoge populieren aan de dijk. Loodgrijze lucht. In de serre van mijn huis pinkelt licht. De blonde koppies van m’n zoon en dochtertje. Ik hoor een deur en kijk nog even om. Ik zie Gerrit, in z’n vertrouwde bruine corduroy pak met z’n zwarte coulotte op het hoofd, de achterdeur van het veerhuis uit komen. Met een steelpannetje melk. Voor z’n katten. Hij ziet me en knikt grijnzend in m’n richting. Hij bukt zich tussen de vele omhoog staande trillende kattestaarten. “Nou, kom dan maar…” Ik draai me om en loop naar huis. Ik zal je missen. Gerrit!

Ad Swier.